Stukje geschiedenis van de Vecht.
De misschien wel mooiste rivier van Nederland is de Vecht. Het is een noordelijke aftakking van de Rijn en was een belangrijke verbinding van het Rijnland en Keulen via Utrecht naar Amsterdam en verder.
Langs de Vecht was vrachtvervoer, kwamen ontginningen, baksteenfabrieken en verdedigingswerken. Later was de Vecht ook onderdeel van een netwerk van personenvervoer met trekschuiten en jaagpaden.
Er waren elf versterkte huizen en kastelen langs de Vecht, meestal bakstenen torens met grachten in verbinding met de Vecht. Ze speelden een rol als verdediging tussen het Sticht en Holland. Om strategische redenen vernietigden en beschadigden de Fransen na hun inval in 1672 veel kastelen en buitenplaatsen. De meesten werden niet herbouwd.
In zo’n 400 jaar kwam het landschap met buitenhuizen en tuinen tot ontwikkeling langs de Vecht. De huizen zijn deftige stadshuizen, vaak blokvormig met zadeldak, versiering is er met beeldhouwwerk en smeedijzeren hekken met de voorgevel aan de Vecht.
In de 17e en 18e eeuw werden de Buitenplaatsen vooral gebouwd als zomerhuis door rijke Amsterdammers. Zo konden ze de warme en vieze stad ontvluchten. De Vechtstreek was erg populair omdat het veel ruimte, frisse lucht en rust bood. Ook was het gebied interessant voor ondernemers en konden kooplui er goed geld verdienen. Ook vormden de huizen een goede investering.
Circa 1650, het oude Cromwijck.
Jan Jacobsz Huydecoper (1541-1624)
De eerste eigenaar van de grond in 1591 was Jan Jacobsz Huydecoper (1541-1624). De grond kreeg in eerste instantie een andere functie, namelijk die van steenfabriek. Op deze plek werd de rivierklei afgegraven en tot steen gebakken. Met de stenen uit deze fabriek liet Huydecoper verschillende buitenplaatsen langs de Vecht bouwen. Vanwege een belastingkwestie moest de steenfabriek in 1637 worden afgebroken.
Vanaf dat moment is er sprake van een buitenhuis Cromwijck die dat jaartal werd gebouwd.
Buitenplaats Cromwijck en haar eigenaren.
1672 was een rampjaar voor de Vecht en werd ook Cromwijck door de Fransen vernield. In 1674 werd het huis mogelijk herbouwd door Elisabeth Rotgans, de kleindochter van Jan Jacobsz Huydecoper die mogelijk het huis had geerfd. Dit huis was bescheidener van omvang dan het huidige huis. Joan Huydecooper, zoon van Jan Jacobz Huydecoper werd projectontwikkelaar langs de vecht en bouwde diverse buitenplaatsen vergelijkbaar met Cromwijck.
Wie de architect was is niet bekend. Joan Huydecoper liet de bekende Amsterdamse architect Philips Vingboons weliswaar zijn woonhuis in Amsterdam ontwerpen en in de periode 1637 tot 1655 een groot aantal landhuizen aan de oevers van de Vecht in de heerlijkheid Maarsseveen , zo ontwierp hij in 1637 huis Elsenburch. Mogelijk werd het huis door Geertruyt Rotgans Huydecoper en later door haar dochter Elisabeth Rotgans en haar man Johannes Pauw bewoond.
Toen de oorlog met Frankrijk achter de rug was nam de dichter Lucas Rotgans zijn intrek in het nieuwe Cromwijck. Het is mogelijk dat het huis op dat moment nog in eigendom van Elisabeth Rotgans en haar man Johannes Pauw was en Lucas huurde de buitenplaats tot hij het in 1680 erfde. Lucas Rotgans schreef op Cromwijck verschillende gedichten. In de tuin was een Parnas- of Muzentempel vanwaar hij zijn gasten de gedichten kon voordragen. Hij werd gezien als één van de grootste dichters in zijn tijd.
Rond 1800 werd het huis ingrijpend verbouwd. Het nieuwe huis was een laag hoger en de ingang werd verplaatst naar de zijgevel. Zo konden paard en wagen beter de entree bereiken. Het aanwezige orgel in de zaal dateert uit circa 1750.
De laatste rijke familie verkocht het in 1904 en het terrein van vermaak werd vol gezet met kassen.
In 1934 brak er brand uit op de zolder die voor opslag vanuit de fabriek werd gebruikt. De brand legde de bovenverdieping en het karakteristieke dak in as. De aanvraag voor een plat dak, wat goedkoper was, werd eigenlijk afgekeurd maar oogluikend toegestaan gezien de crisisjaren.
In 1989 heeft het Echtpaar van den Berg het pand volledig gerenoveerd en kreeg het huis weer een kap gelijkend op de kap voor de brand. In vorm dus redelijk traditioneel, maar met een moderne stalen constructie. Het hoofdhuis werd grondig gerestaureerd waarbij vrij historiserend te werk werd gegaan. Het huis werd teruggebracht in een vooral midden 19e-eeuwse stijl en werden er op twee plaatsen plafondschilderingen uit het begin van de 18e eeuw geplaatst waarvan er één van Johan de Wit. Het toegangshek en huisorgel (ca 1750) dateren ook uit deze tijd. In 2006 werd Paralax eigenaar en werd Cromwijck ingericht als kantoorlocatie.
Bewoners
- 1608 – 1624 Jan Jacobs Bal (alias Huydecoper)
- 1624 – 1668 Geertruyd Huydecoper
- 1668 – 1680 Elisabeth Rotgans
- 1680 – 1710 Lucas Rotgans
- 1710 – Geertruyda Jacoba Rotgans
- 1730 Magdalene Jacoba de Sallengre
- 1730 – 1744 Jan Elias Huydecoper
- 1745 Sophia Huydecoper
- 1745 – 1757 Nicolaas Paradijs
- 1757 – Nicolaas Johan Bastert
- 1855 Nicolaas Bastert
- 1855 – 1902 Jacob Nicolaas Bastert
- 1904 Jan Daniël Bastert
- 1904 – 1919 mr. W.B. Westermann – Lichtenbelt
- 1933 – 1945 A.P. Duynstee
- 1945 – 1950 Kapokfabriek Wed. E. Parfumeur
- 1950 – 1987 FAM Stofzuigerfabriek
- 1987 – Gerrit Jozef van den Berg
- 2006 – Paralax BV
- 2021 – Morgan Pierson BV